Bezoek Streekmuseum Krimpenerwaard

Verslag excursie naar Streekmuseum Krimpenerwaard
d.d. 19 september 2019

Aantal aanwezige clubleden : 12 (=52%)
Afwezig met kennisgeving: 11 clubleden

Rond 13.00 uur werden we hartelijk ontvangen door onze rondleider Kees Jan Hoogendijk. Hij is zelf als boerenzoon afkomstig uit de Krimpenerwaard en dus goed op de oogte met alle facetten van het boerenleven.
Het huidige museum was vroeger een kaasboerderij. Het oudste gedeelte stamt al uit 1619. Later woonden hier enkele generaties van de fam. De Jong. Het geheel bestond uit een boerderij, annex woonhuis, een wagenschuur en een hooiberg. Later zijn er nog enkele gebouwen bij geplaatst, alsook een boenhok.
In het voorhuis (nu ook gebruikt als trouwlocatie) woonden vroeger de ouders, als een getrouwd kind het boerenbedrijf overgenomen had. Het voorhuis bestond vroeger uit enkele kamers en een trapopgang naar de zolder. Er was ook een naar buiten draaiende deur, maar deze werd maar op één gelegenheid geopend, n.l. bij een begrafenis. Dit voorhuis is nu groter dan vroeger door het uitbreken van de tussenwanden.

De Krimpenerwaard werd vroeger nauwelijks bewoond. Pas na de watersnoodramp van 1953 is er in 1956 een brug gekomen. Hierna nam de bevolking van o.a. Krimpen sterk toe. Een anecdote: vroeger had Krimpen samen met Ouderkerk één kerk, echter nog zonder orgel. Later is er een orgel gebouwd, waarbij achter het orgel een groene fles is ingemetseld met de namen van de initiatiefnemers.

In de kamer waren diverse oude attributen te bezichtigen. Een grote en mooie open zithaard, compleet met later aangebrachte tegeltjes. Deze tegeltjes kwamen uit in de oorlog verwoeste woningen in Rotterdam. Ook hierover was steeds weer een mooi verhaal te vertellen.
Er zijn tegeltjes bij uit 1760 (afkomstig uit Goejanverwellesluis – zoek op de kaart!). Verder stond er een West-Brabants kabinet uit 1850. Het kabinet heeft een vaste indeling voor linnen, lijf en overige stoffen. Verder een schitterende secretaire. Deze was vroeger van de directeur van de steenfabriek (IJsselsteentjes). De secretaire bevat veel laatjes, (ook geheime). In het front was een kast met “betaal”laatjes. Elke arbeider van de steenfabriek had een eigen laatje waarin zijn loon bewaard werd. En er was maar voor 4 keer 6 weken werk op de fabriek. Dit hield verband met het baggeren van de IJssel. Van deze bagger werden de gele IJsselsteentjes gebakken.

Voor de ramen stonden horren. De manier waarop deze van buitenaf zichtbaar waren, gaf aan of er wel of geen bezoek was. In plaats van een hor werd ook wel een stenen hondje geplaatst (“hoerenhondje” – excusez l’expression). Vanuit de kamer kon je in een grote kelder komen. Deze was nog ingericht als vroeger, compleet met weckflessen en stenen vaten voor gezouten groenten. Zo kon men de winter doorkomen.
Ook stond er een ouderwetse koelkast voor het bewaren van spuiten voor de suikerzieke eigenaar (vroegere directeur van de melkfabriek).

Bij de boerderij was 24 ha. grond met 24 koeien. Dagelijks kon 20 kg kaas gemaakt worden. In het karnhuis werd van de melk (room)boter en kaas gemaakt. Voor het maken van kaas werd de melk in een grote karnton gegoten, waarna men er stremsel aan toe voegde. Aan het plafond zat een groot houten tandwiel om de spil aan te drijven die de schoepen in de karnton in beweging hield. Een (geblinddoekt) hitje (paardje) leverde de energie. Na klontering van de melk werden de klonten er uit geschept en in vormen gedaan. Deze werden daarna te drogen gelegd. Uit de resterende wei (overblijvend vocht) werd ook boter gemaakt (weiboter).
In het karnhuis waren veel attributen te zien die met het houden van koeien te maken hebben. Onze rondleider kon daar smakelijke en minder smakelijke verhalen over vertellen, b.v. wat er komt kijken bij het kalven en het groot brengen van de kalven. Als de kalven te groot werden om nog te drinken bij de moederkoe, kreeg het kalf een z.g. kalverbril op. Als het kalf probeerde te zogen, prikte de “bril” in de buik van de koe en stapte deze opzij. Hierdoor kon de koe ook weer eerder melk leveren voor de boer.

Op de deel konden 2 rijen van elk 12 koeien staan. Het hooi werd behalve in de hooischuur ook op de hooizolder boven de koeien gebracht. Daardoor was er in de winter eenvoudiger voer voorhanden i.p.v. het halen uit de hooischuur buiten. Het brandgevaar nam daarmee echter wel toe.
Op de deel stonden ook weer diverse attributen uit vervlogen tijden. O.a. een palingsteker en een bijzondere fiets, compleet met verlichting. De directeur (dhr. Mijnlief) pronkte graag met nieuwe dingen. Hij reed er zelf niet op, maar liep er naast!
Op de zolder waren 12 mooi ingerichte stands, ieder met een bijzonderheid van de 12 kernen op het eiland. Variërend van een eendenkooi tot een scheepswerf.

Daarna bezichtigden we nog de wagenschuur met drie bijzondere wagens. We sloten onze excursie af met een lekker kopje koffie met cake in een andere schuur.

Al met al een zeer boeiend bezoek aan dit streekmuseum.

Melle Smit / 19-09-2019

Enable Javascript